
De voorbije maanden woon ik in een sobere sociale huurwoning, na jaren in een comfortabel privé-appartement te hebben geleefd. Dat was een hele cultuurshock, want ik ben geconfronteerd geweest met een wereld die zelden de krantenkoppen haalt. Het leven in deze omgeving is een voortdurende strijd voor de bewoners, die zich aan de rand van de maatschappij bevinden en (vergeefs) hopen op een betere toekomst en woonst.
De steeds openstaande, onbestaande voordeur
Het eerste wat je opmerkt als je binnenwandelt in een van de vier gebouwen die op een kluitje staan, met wat gras en veel onkruid ertussen, is dat er relatief veel brievenbussen, nummers en bellen zijn in de grauwe inkomhall. Bovenop de vele brievenbussen liggen ongeopende facturen, aanmaningen, oproepbrieven van de politie of justitie, gerechtsdeurwaarders, persoonlijke brieven, pakjes, reclame … sommige bewoners denken dat ze van hun post af zijn als ze deze hier dumpen.
Je kan overigens meestal zomaar binnenwandelen, want de voordeur van het gebouw staat omzeggens altijd open. Ook als ze niet open staat, kan je eenvoudig het gebouw binnen omdat een willekeurige bel indrukken volstaat om de deur geopend te krijgen. De meeste mensen hier krijgen zodanig weinig bezoek dat ze vermoeden dat het iemand is die ze kennen die aanbelt.
De lift als retraite oord
Eenmaal binnen kan je kiezen tussen de trap tot het vierde verdiep, of de lift te nemen. Het is een flinke tocht in de hoogte, en ik voel het ook aan mijn benen, eenmaal ik boven ben, maar liever dat dan de lift te nemen. De kans is immers erg groot dat die op een bepaald moment stilvalt. Dat gebeurt praktisch elke vier dagen. Het kan dan wel even duren vooraleer er iemand je komt bevrijden. Je hebt nauwelijks ontvangst in de lift, de lifthersteller heeft meestal dringender opdrachten, en de vrijwillige brandweer vindt mensen uit liften bevrijden geen reden om uit te rukken. Gemiddeld wordt je hier op een weekdag na een uurtje bevrijd, in het weekend kan dat oplopen tot anderhalf tot twee uur. Tenzij je liefhebber bent van dat soort tijdverdrijf, kan je beter de trap nemen.
Na enkele tussendeuren geopend en gesloten te hebben, komen we in een van de vele gangen van dit gebouw. Aan de muren hangen de foto’s van bewoners of voormalig bewoners, zoals je ook wel eens in rusthuizen of instellingen voor mensen met een handicap ziet. Het behangpapier hangt voor een stuk los, en ook de verlichting laat het nu en dan afweten.
Een zintuiglijke overweldiging van jewelste
In elke gang vind je meestal drie tot vier woningen, en de kans is groot dat elke deur open staat, op een kiertje of volledig. Aan het begin van de gang overvalt je een zintuiglijke overweldiging van jewelste. Een mengeling van walgelijke en verrukkelijke geuren door elkaar, geluiden om misselijk van te worden, en nog van alles dat ik niet kan beschrijven. Naast sommige deuren staan er een of meerdere vuilniszakken, een rolstoel of step of een tafeltje met de post, een aantal mondmaskers of iets anders op.
In mijn gang is het niets beter, integendeel. Het is er zo warm dat de gang de bijnaam ‘de warme hoek’ heeft gekregen. Ik heb het redelijk warm in mijn woning maar heb nog nooit zoveel ramen moeten open zetten en geld teruggekregen van verwarming. Ik hou mijn voordeur als enige gesloten. En uit voorzorg. De voordeuren zijn overigens alleen voorzien van huiskamerklinken, waardoor je ze moet sluiten met een sleutel. Je kan er dus zo binnen, waardoor de andere bewoners wel dieven over de vloer krijgen.
De cliché’s die allemaal kloppen en nog meer
Zowel in de gangen als buiten, door de straten van dit terrein wandelend, is het moeilijk de tekenen van verwaarlozing te negeren. Af en toe zie je bewoners, getekend door het leven, op een afgebladderd bankje zitten, ze lijken de last te dragen van een systeem dat hen lijkt te hebben vergeten. Het zijn niet alleen de gangen en de buitenmuren die hun beste tijd hebben gehad, ook de verhalen van de mensen getuigen van een breuk in onze samenleving.
Je hoeft niet lang te luisteren naar de gesprekken of je beseft dat de clichés die bestaan over sociale woningen volledig kloppen. Alles wat je hoort over armoede, werkloosheid, verslaving, sociale uitsluiting, het is niet zomaar een reeks vooroordelen, het is vaak bittere realiteit.
Een bewoner, wiens ogen even leeg lijken als de vervallen speeltuin waar haar kinderen spelen, deelt haar verhaal: “Ze pakken ons alles af, mijnheer, het ene na het andere. Eerst de huurprijs die nog sterker stijgt dan op de privé-markt. Dan het ene probleem naar het andere met warm water, elektriciteit, gas. Alles wat we voorstellen wordt cynisch afgewezen. Inschrijven als werkzoekende? Natuurlijk willen we werken. Maar vertel me, wie wil iemand aannemen die een handicap en chronische ziekte heeft, een kind dat niet naar school kan door ziekte, die weet dat ik hier woon, en die mij neemt voor wie ik ben? Nee, ik ben blij voor elke dag dat ik leef, ik heb genoeg gedaan voor de maatschappij. Nu wacht ik op het einde.”
Isolatie en Apathie: De Onzichtbare Vijanden
De afstand tot ‘de beschaving’, of wat daar voor moet doorgaan, is zowel letterlijk als figuurlijk erg groot als je hier woont. Het is zowel een geografische, emotionele als sociale afstand. Het gaat niet alleen om afgeschafte buslijnen, supermarkten die verdwijnen, bankkantoren die verhuizen naar grotere steden. Het gaat ook om politici die geen rekening houden met de inbreng, als die er al is.
Deze isolatie voedt een vicieuze cirkel van apathie en desinteresse, zowel binnen de gemeenschap als in de perceptie van de buitenwereld. Nu de verkiezingen komen, en de eerste partijaffiches komen, hangen er hier slechts affiches van de twee meesta extremistische partijen. “Niemand moet hier zijn, tenzij je zorgverlener of hersteller van het een of ander bent” zegt een oudere bewoner, starend naar het lege binnenpleintje waar ooit een mooi binnentuintje was maar dat nu betegeld is, en vooral begroeid is met mos en onkruid.
Een dagelijkse strijd tegen verval
De natuur lijkt deze woningen stilaan terug te nemen. In elk geval aan de binnenkant. De kwaliteit van de woningen is ondermaats, daar hoef je geen architect voor te zijn. De bewoners tonen je graag hun vocht, schimmel en ongedierte. Toegegeven, zelf mogen ze wat meer ventileren, minder verwarmen en betere kledij aandoen, maar het is nooit helemaal hun fout. De constante stroom van reparatieverzoeken lijkt op een roep in de woestijn, waarbij de echo’s van beloftes onbeantwoord blijven.
Achter deze muren van vergetelheid zijn het echter niet alleen de gebouwen die instorten, maar ook de hoop van degenen die erin wonen. Een jonge moeder vertelt: “We vechten niet voor luxe, we vechten voor het recht op een menswaardig bestaan. Mijn kindje wil ik een toekomst bieden waarin sociaal wonen niet meer nodig zal moeten zijn.”
Een Oproep tot Verandering
Er zijn al verschillende kranten die hier langsgekomen zijn, en ook de regionale televisie heeft al enkele keren gefilmd, om de situatie aan te kaarten bij beleidsmakers, gemeenschapsorganisaties en het brede publiek. Ooit was er hier een opbouwwerker en een ervaringsdeskundige in de armoede aan de slag, maar die lijken nu andere prioriteiten te hebben, meestal eenvoudiger projecten die op korte termijn resultaat opleveren, merk ik op hun website. Op dit moment zijn het vooral thuisverpleegkundigen die hier komen, en regelmatig de ambulance bellen om hun patiënt af te voeren, al dan niet nadat ze gereanimeerd zijn.
In de periode dat ik hier woon, heb ik ook al veel contact gehad met andere verzorgenden, artsen en hulpverleners die proberen hun voet tussen de deur te krijgen, meestal vergeefs. Ik draag meestal een mondmasker als ik in de gangen rondloop, al wat er tegenwoordig de ronde doet aan ziekten vind je hier. Onze huisarts heeft er dan ook voor gekozen mij preventief te vaccineren tegen ernstige ziekten. De meeste mensen hier gaan uit principe niet naar de dokter, tandarts of specialist, en vaak ook omdat ze het niet meer kunnen betalen. Goed mijn handen wassen, af en toe de voordeur afwassen en andere hygiënische maatregelen zijn geen luxe.
Tot slot … Innerlijk leven als troost en redding
Je zou denken dat ik hier diepongelukkig ben, maar het tegendeel is waar. Hoewel het zelfrespect en toekomstdenken van de meest bewoners in mijn omgeving naar het nulpunt is gezakt, is dat niet het geval bij mij. Met de nodige geluidsdemping, mijn rijk innerlijk leven, hoop op een betere en betaalbare woning in de toekomst en goed kunnen slapen ’s nachts, ben ik al blij dat ik een dak boven mijn hoofd heb.
Ik merk regelmatig dat sommige mensen hier uithuis worden gezet en opmerken dat ze niet weten waarheen te gaan, in die situatie ben ik gelukkig nog niet. Ook heb ik nog geen schimmel of andere problemen, tenzij dan communicatief, omdat de woonmaatschappij niet meteen uitblinkt in respect voor huurders of duidelijkheid in afspraken. Hoewel dat laatste ook het geval was bij alle vorige verhuurders. Zolang mijn ramen de hele dag open staan, er veel gepoetst wordt, en er voldoende verwarmd wordt, blijft mijn woning vrij van problemen. Het schreeuwen, roepen, tieren, klagen, morren en zuchten van anderen neem ik er dan wel bij.